Wat met de Toekomst?

Het is zeer menselijk en normaal om bekommerd te zijn om de toekomst. Vooral in een tijd als deze, wanneer een wereldwijde economische recessie zich aandient aan de horizon, zijn velen bezorgd om hun huis en job te verliezen. Anderen hebben angst om eten of huisvesting. 

Hoe hard we ook ons best doen, bijna ieder van ons wordt overvallen door angst, bezorgdheid en twijfels. Voor sommigen komt die bezorgdheid voort uit pure zelfzucht en materialistische verlangens naar luxe en comfort. Maar voor vele anderen draaien de zorgen rond reële dingen zoals voedsel, kledij en huisvesting. Voor hen die in landen met onderdrukking wonen en in gewelddadige samenlevingen, zijn de bekommernissen nog erger door vervolging, marteling, gevangenneming en zelfs doding. We weten dat Jezus zei dat we ons geen zorgen hoeven te maken over de dag van morgen (Mat. 6:25-34) en toch slagen we er niet in om te stoppen met zorgen maken.

Zij die zich veilig wanen in hun kleine materiële wereld kijken dikwijls neer op de minder gefortuneerden  die zich veel zorgen maken over de toekomst. Maar de zorgen van hen wiens toekomst onzeker is zijn niet om te lachen, die angst en bezorgdheid zijn reëel en krachtig en kunnen alles overheersend worden voor diegenen wiens toekomst onzeker is. Ik kan begrijpen waarom velen vluchten naar waarzeggers, de horoscoop, en mediums voor bepaalde consultaties, om een glimp te krijgen op de toekomst. Christenen stromen naar Christelijke waarzeggers die zichzelf "profeten" noemen en die beweren de toekomst te kunnen zien. 

Maar God kiest ervoor de toekomst niet aan ons te openbaren, behalve in zeer zeldzame en uitzonderlijke momenten. Dat doet Hij om drie zeer belangrijke redenen: Ten eerste wil Hij dat we in het heden leven en de dag van nu gebruiken waarvoor hij is gegeven, eerder dan dat we proberen te leven in de toekomst. De vele verwijzingen naar "vandaag" in de Bijbel bevestigen dat (2Kor. 6:2; Hebr. 3:7, 13, 15 enz.).

De tweede reden is dat we Hem dikwijls ongehoorzaam zouden zijn als we op voorhand zouden weten welke problemen, uitdagingen en pijn we zullen moeten verdragen. Ik weet dat sommigen dit een erg pessimistische manier vinden om naar de dingen te kijken. Maar heeft Hij niet gezegd dat zij die een goddelijk leven willen leiden vervolgd zullen worden? (2Tim. 3:12). En was ontbering niet het lot van de meeste goddelijke mensen in het Oud Testament? (Hebr.11:36-39). Noem eens één groot man van God in de gehele Bijbel wiens leven op aarde idyllisch te noemen is!

Als er al iets van de toekomst gekend is, dan is het wel dit: dat het waarschijnlijk moeilijk zal worden. Ik weet dat dit niet bemoedigend klinkt voor hen die nu reeds tussen hamer en aambeeld leven. Maar met die waarheid komt ook de waarheid dat Hij ons nooit zal verlaten of  begeven (Hebr. 13:5). En Hij zal ons niet beproeven boven onze krachten maar Hij zal ons inderdaad met de beproeving ook de uitweg geven zodat we ertegen bestand zijn(1Kor.10:13). En dat Hij alle dingen ten goede zal doen meewerken.  (Rom. 8:28). Daar bovenop zijn er nog dozijnen schriftteksten die beloven dat Hij ons daar doorheen zal brengen en dat Hij het kwade zal omkeren ten goede voor ons. (Genesis 50:20).

De derde reden waarom God de toekomst niet openbaart is omdat Hij ons wil leren Hem te vertrouwen en aan Zijn hand te wandelen. Als we alles al uitgewerkt hebben, zoals ook de wereld van zichzelf denkt, dan hebben we Hem niet meer nodig en worden we zelfgenoegzaam en arrogant. Ik heb genoeg kleuters lachend zien rondlopen, maar op het moment dat er gevaar dreigt, of dat ze vallen, zoeken en vluchten ze onmiddellijk naar hun ouders. Zolang alles goed ging vergaten ze zelfs hun ouders, en als een ouder hun armen naar hen uitstrekte liepen ze er zelfs van weg. Maar alles veranderde op het ogenblik dat een probleem zich voordeed. Plots wilden ze wel de armen die ze net daarvoor hadden afgewezen.

Het zou veel beter zijn als we Gods hand nooit zouden loslaten, maar in onze trots doen we dat vaak, denkend dat we het wel redden met Hem op de achtergrond of zelfs zónder Hem. De toekomst is daarom dikwijls duister opdat we dicht bij Hem zouden blijven en elke stap zouden zetten in nederige onderdanigheid en afhankelijkheid aan Hem. Dicht bij Hem kunnen we Zijn stem horen, de warmte van Zijn omhelzing voelen en steunen op Zijn eeuwige armen. Omdat Hij van ons houdt verlangt Hij ernaar dicht bij ons te zijn, maar we voelen ons onafhankelijk en vergeten Hem vaak. Daarom lijkt het er op dat de enige manier waarop Hij ons kan behouden in Zijn liefdevolle omhelzing is, door het niet openbaren van de toekomst.

Maar de toekomst is niet helemaal onbekend. Er zijn vele dingen aangaande de toekomst die Hij ons heeft geopenbaard. Maar we verwerpen vaak wat Hij heeft geopenbaard over de toekomst en willen dát weten wat Hij bedekt houdt. We weten bvb. dat niemand ons uit Zijn hand zal roven en dat we absoluut veilig zijn in Hem (Joh. 10:28). We weten ook dat niets ons zal kunnen scheiden van Zijn liefde (Rom. 8:39). Hij heeft ons ook het boek Openbaring gegeven om er ons van te verzekeren dat de Duivel en de goddelozen niet zullen zegevieren over ons maar dat Hij en de heiligen uiteindelijk zullen overwinnen.

We weten ook dat hoe hard de dingen ook mogen zijn, of worden, er een eind zal komen aan de problemen.. “want een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn welbehagen; des avonds vernacht het geween, tegen de morgen is er gejuich. ” (Psalm 30:6). Paulus wist er alles van hoe hard het kan zijn en de toekomst was voor hem steeds onzeker. Verschillende jaren bracht hij door wachtend op de bijl van de beul. Maar hij verzekert ons dat het allemaal "een ogenblik" is.

Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Want de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig. Want wij weten dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis. (2Kor. 4:16-5:1).